‘Het geloof van de Bressiaander’ door Omer Giellet

Ik kom uit Breskens, daar ben ik geboren en daar liggen mijn ‘roots’.
Een kleindochter van de oude bakker Hamelijnck en van Pol Cornelis, dan heeft iedereen daar wel een idee bij, want iedereen kent elkaar ‘op Bressies’.

Een vissersdorpje in Zeeuws-Vlaanderen, vol met Bressiaanders.
Omer Giellet was er één van, hij was de pastoor.
Hij is 2 dagen geleden op 91-jarige leeftijd overleden.

Als klein meisje kan ik mij herinneren dat er veel over hem gesproken werd, overal waar je kwam. Hij zag er uit als ‘Jezus-himself’ met zijn mooie lange haren. Op straat of bij de slager kwam je hem ook wel eens tegen in zijn verrafelde spijkerbroek EN op blote voeten! Dat was wat voor de Bressiaanders!

En hij deed nooit zijn huisdeur op slot. Iedereen mocht bij hem binnenlopen. Vaak zat het huis vol kinderen die daar dingen deden als ‘pannenkoeken bakken’, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Hij vertrouwde op de goedheid van mensen.

Toen ik vier was verhuisden wij naar een andere woonplaats, maar we kwamen nog vaak in Breskens, mijn familie woonde daar nog. Als het even kon ging ik er iedere schoolvakantie heen en dan sliep ik bij opa en oma.

De oma, waar ik altijd logeerde, ging soms naar de kerk bij bijzondere gebeurtenissen en soms mocht ik mee.

Wat mij altijd is bijgebleven is de volgende mis:

Ik zal een jaar of 8 geweest zijn.

De pastoor kwam binnen met een vogelkooi met een vogeltje erin.
Hij vertelde dat hij op het vogeltje moest passen van tante Bette, want die ging op vakantie.

Vervolgens opende hij het deurtje van het kooitje en het vogeltje vloog door de kerk.
Ik schrok, want ik dacht: “Hoe moet de pastoor dat vogeltje nou weer in dat kooitje terugkrijgen, voordat tante Bette terugkomt?”

Geobsedeerd door het losvliegende vogeltje èn met een enorm verantwoordelijkheidsgevoel voor dit ‘immense probleem’ hoorde ik de pastoor rustig verder praten.

Over dingen als “Sluit een vogeltje in een kooitje op en hij wil weg en zet het deurtje open en hij blijft”. Dit was zijn preek over het vast willen houden van elkaar, wat verstikkend kan werken, en als we elkaar vrij laten dat we dan in liefde verbonden blijven. Dat vogeltje was slechts een metafoor voor wat hij duidelijk wilde maken.

Ik begreep er op dat moment niets van, dat lijkt me duidelijk.
Dit was zijn unieke manier van prediken en iedereen hing aan zijn lippen.

Verder gingen we met de andere kinderen van Breskens regelmatig stokbrood bakken bij de pastoor. Hij had dan allemaal houtskool neergegooid  buiten op het binnenplaatsje naast de kerk en dan kreeg ieder kind een stokje, gewoon van de boom. Hij kwam langs met een grote bak deeg en daar kon je dan je deeg uitpakken en aan het stokje vastplakken. Terwijl je dan op de grond naast het vuur zat in lange rijen met je brooddeegje boven het vuur vertelde de pastoor leuke verhaaltjes.

Hij was ook eens uitgenodigd bij RUR, het praatprogramma van Jan Lenferink in de jaren ’80.
Hij had daar als afsluiting ook weer een mooie one-liner toen Jan Lenferink hem vroeg een boodschap mee te geven aan zijn medemens:

“Wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”.

Dit is wat ik mij van hem herinnerde.
Nu pas begreep ik uit diverse interviews met hem dat die kapotte spijkerbroek en op blote voeten lopen een protest was naar de dogmatiek van de Katholieke Kerk van Omer Giellet en dat hij soms dingen zei als:

“Je wordt geen mens om christen te worden. Het is precies andersom. Ik zeg niet dat de Kerk verkeerd is, maar al die fantasie… Dat God de vader zijn zoon stuurt om ons te verlossen van onze zonden: laat me niet lachen! Dat kan toch helemaal niet? Het is veel eenvoudiger: het is een onvoorstelbare geest of energie, in je hart.”

Jullie begrijpen allemaal dat dat soort dingen toentertijd hoog opliepen in de Katholieke Kerk.

In een interview met volkszanger Dielemanis, die het liedje voor hem schreef ‘Uut de bron’, vertelde hij het volgende:

“Toen ik het bisdom uitlegde wat ik allemaal niet geloofde, vielen ze van hun stoel. Maar ja, ik ben ik, en anders nie. Daarom heb ik ook mijn salaris geweigerd. Ik zei: als jullie me betalen, ben ik jullie bezit en moet ik altijd luisteren. Jaren later hebben ze me bedankt omdat ik zo weinig kostte.”

Toen hij zijn salaris had geweigerd kon hij natuurlijk in het begin moeilijk rondkomen en brachten de buren of kennissen hem af en toe en pan soep. Totdat hij zijn inkomen verdiende met zijn beeldhouwwerken.

Hij was naast pastoor ook kunstenaar. In een moeilijke periode in zijn leven heeft hij die keuze gemaakt, doordat hij een afgevallen tak vond en daar zichzelf in herkende. Citaat van Omer:

“Dat stuk hout was ik, losgeslagen van de boom, van de wereld…’total loss’.”

Met een keukenmesje uit de keukenla van zijn moeder is hij die tak gaan bewerken tot een beeldhouwwerk en sindsdien maakte hij de mooiste beeldhouwwerken, die je in zijn kerk overal ziet, maar ook door heel Nederland zijn ze te vinden. Voor hem was het een openbaring en zegt daar zelf over:

“Ik had het gevoel een bron gevonden te hebben, terwijl ik daarvoor uit de kraan dronk”.

Het hielp hem het geloof gemakkelijker over te brengen op de mensen door uit te beelden wat hij bedoelde.

Hij boog voor niemand en zeker niet voor de dogmatiek van de Katholieke Kerk, hij beleefde geloof vanuit zijn hart. Aan de andere kant boog hij voor alle mensen in nederigheid, want voor hem is ieder mens gelijk.

Zo heeft hij ook vluchtelingen, uitgeprocedeerde asielzoekers en daklozen  in zijn huis opgenomen vanaf 1995. Al zijn bezittingen deelde hij met anderen en zijn huis stelde hij open voor zijn medemensen.

Op latere leeftijd liep hij achter een rollator, maar die ruilde hij net zo gemakkelijk in voor zijn kettingzaag om zijn beeldhouwwerk af te maken waar hij nog mee bezig was om “daarna gewoon weer opnieuw te beginnen aan een ander beeldhouwwerk”, zelfs tot op 91-jarige leeftijd.

Hij was pastoor in hart en ziel.
Tussen de mensen, samen met mensen, onder de mensen, maar nooit boven de mensen.

Een markant man van weinig woorden, maar wat er uit zijn mond kwam, daar dacht je toch over na of blijft de rest van je leven bij je.

Het volgende boek heeft hij geschreven:

 

 

 

Dankjewel, Omer Giellet, dat jij de wereld een stukje mooier maakte door te zijn wie je bent.

Je bent een engel van het licht.

Nu mag je naar huis.
Uitrusten in het huis van je vader.
Je taak is volbracht.